In de periode 1989-1997 zijn in totaal ruim 7000 monsters van de bodem van de Waddenzee en Eems-Dollard genomen. Met behulp van een Malvern Laser Particle Sizer is de korrelgrootteverdeling van deze monsters bepaald. De resultaten van deze analyses worden hier gepresenteerd.
Bij het gebruik van de gegevens dient met een aantal aspecten rekening te worden gehouden. Dit betreft zowel de bemonstering, de verwerking van de monsters als de kaartvervaardiging.
Bemonstering (foto's)
De bodemmonsters zijn met een Van Veen happer genomen. Uit de Van Veen happer is een mengmonster genomen van de bovenste 10 cm van de bodem. De monsters zijn op regelmatige afstand van elkaar genomen in een vast roosternet. Hierbij is in het algemeen geen rekening gehouden met de locale morfologie.
Uitgangspunt voor de monstername was 1 punt per vierkante kilometer. In gebieden met een snel wisselende morfologie is gekozen voor een verdichting van het monsternet tot 1 punt per halve vierkante kilometer.
De monsteringsperiodes voor de verschillende gebieden waren:
Eems-Dollard
|
oktober-december 1989 |
Vlie
|
mei-augustus 1991 |
Marsdiep,
Eyerlandsche Gat
|
april-juli 1993 |
Friesche
Zeegat
|
april-juli 1994 |
Borndiep
|
april-juli 1995 |
Lauwers,
Schild
|
april-juli 1996 |
|
|
Dollard
|
september-oktober 1991 |
Kustzone
Terschelling
|
mei-juni 1995 |
Analyse
Allereerst zijn de monsters gezeefd om de deeltjes grover dan 2 mm te verwijderen en apart te wegen. Vervolgens is de verdere korrelgrootteverdeling bepaald met de Malvern 2600L Laser Particle Sizer. Dit gebeurde met een tweetal lenzen, elk geschikt voor meting van de korrelgrootte in een bepaald bereik.
Van de monsters zijn na menging drie deelmonsters genomen en geanalyseerd op korrelgrootteverdeling. Van de resultaten is vervolgens het gemiddelde genomen.
Deze methode heeft ten opzichte van de zeef- en pipetmethode voor bepaling van de korrelgrootte het voordeel dat in korte tijd een groot aantal monsters kan worden geanalyseerd. De resultaten vertonen echter wel verschil met de traditionele methode. Zo zijn de monsters niet voorbewerkt om organische stof en kalkdelen te verwijderen en aggregaten te splitsen tot de minerale delen. Met name in de fijne fractie kunnen beide methodes daarom sterk verschillende uitkomsten geven. Hierbij geven de Malvern resultaten een onderschatting van de fijnste fracties.
De resultaten van de
analyse zijn niet geschikt om bodemkaarten te maken die voldoen aan bepaalde
standaards. Daarom wordt hier ook gesproken van sedimentkaarten.
1.
2.
3.
4.
5.
6.